Voor mij begon het beroepsmatig vertellen van verhalen in 1993. Ik was het bedrijfsleven beu. Ik verdiende een zeer goede boterham in de chemische industrie en later in de bodemsanering als shiftleader op installaties waar vervuilde grond werd gereinigd, maar zag daarin voor mezelf geen glorieuze toekomst.
Verhalen vertellen begon met ideeën en plannen om een aantal losse verhalen, veelal onbekende sprookjes en maritieme verhalen, te bewerken tot een podiumpresentatie. Ik vond podium op een bruiloft, een kinderboerderij, een buurthuis, een school en een presentatie in het Rotterdamse Nighttown, onbezoldigd of voor een paar tientjes. Het vertellen van verhalen was toen een onbekende tak van sport, maar ik vond het erg leuk om te doen en mijn verhalen en voorstellingen werden goed ontvangen.
In 1995 maakte ik voor het eerst een lange reis door de Verenigde Staten van Amerika. De route was uitgestippeld langs verhalen uit de tijd van het Wilde Westen. Ik was altijd al een westernfilmfan en vond en vind de verhalen van gewone mensen in buitengewone omstandigheden intrigerend en van grote klasse. Tijdens die reis door Arizona, Colorado en New Mexico raakte ik steeds meer geïnteresseerd in de cultuur van de indianen. In 1993 was ik voor het eerst in de VS en zag toen al dat wat ik zag en ervaarde haaks stond op wat me verteld werd over deze mensen. Mijn keus was in de maak.
In 1998 maakte ik mijn tweede lange reis naar de States. Deze reis draaide helemaal rond de geschiedenis van de volken die daar meer wortels hebben dan de immigranten van na 1492 en langzaam maar zeker verdiepte mijn kennis zich door goed mijn oren en ogen de kost te geven, veel te lezen, goed voorbereid op pad te gaan en niet te bang zijn om de gebaande paden te verlaten.
Na deze reis, maakte ik mijn eerste voorstelling met een selectie uit verhalen uit de Longhouses van Joseph Bruchac: “Hageota”
daarmee timmerde ik flink aan de weg, stuurde kwistig uitgebreide documentatie rond, liet kaartjes drukken, schafte een fax aan, schreef me in bij de Kamer van Koophandel en stond als exposant op de Artiesten en Evenementen Beurs in Eindhoven. Al snel groeide het aantal betaalde opdrachten. Ik meldde me aan als vrijwilliger bij het jaarlijkse vertelfestival in Utrecht, georganiseerd door het Verteltheater. Daar had ik het geluk dat ik een keer een “inval” verhaal heb kunnen vertellen. Er was een jury aanwezig, maar ik deed niet mee aan een competitie. Ik verving de openingsact. Wat ik toen neerzette viel goed in de smaak bij de jury en zo was ik al snel bekend in het toen kleine wereldje van vertellers. In een korte tijd veranderde er veel en stukkie bij beetje viel het allemaal op z’n plek. Een beetje bezig zijn met het idee om te vertellen naar steeds meer optredens. In 1997 stopte ik definitief met werken voor een baas.
In 1997 richtte ik met een aantal mensen Stichting Verhalenboot op. We organiseerden vertelmiddagen op een passagiersboot voor Rotterdamse kids die niet op vakantie konden. We nodigden verschillende vertellers uit. Door dit project leerde ik Hakim Traïdia kennen. Hakim heeft mij twee jaar lang op sleeptouw genomen en mij heel veel geleerd over het theatervak, want daar had ik geen enkele ervaring mee, ik was gewoon vanuit een vet betaalde operator-baan in het diepe gesprongen.
In 1999 liet ik mijn eerste tipi maken waarmee ik op festivals, winkelcentra en voor scholen mijn verhalen ging vertellen. Die eerste tent was 6 meter in doorsnee en ik kon er ongeveer 40 kids in kwijt.
Dit bleek een succesformule te zijn. Het vertellen leverde genoeg op voor een karig bestaan, maar door die tipi groeide het aantal opdrachten snel en het inkomen groeide mee. In 2001 scoorde ik een opdracht om van te dromen. Ik liet voor deze opdracht een nieuwe tipi bouwen, dit keer één van 7 meter, waarin ik met gemak 60 kids kwijt kon. Ik speelde een volle maand lang 4 voorstellingen per dag en reisde die zomer met Stichting Nanai naar South Dakota waar ik kennis maakte met een traditionele volbloed familie uit Oglala, Pine Ridge, South Dakota en vertelde verhalen op Loneman School.
Door regelmatig terug te gaan naar het reservaat werden kennissen vrienden en vrienden werd familie.
In die jaren liet ik me ook bijscholen door de beste vertellers van de wereld en zette de puntjes op de i qua vakkennis als verteller en leerde de fijne kneepjes van het vak. Ondertussen groeide Nico de Verhalenman uit naar een heus bedrijf. Ik was al zzp’er voordat het woord werd uitgevonden en kon goed rondkomen van de vertellerij.
In 2004 ben ik neergestreken op Heijplaat, een klein dorpje tussen de grote havens van Rotterdam, alwaar een grote herstructurering in de planning zat.
Ik wilde erbij zijn omdat ik nieuwsgierig was hoe Rotterdam, de stad van de opgestroopte mouwen, dit aan zou gaan vliegen. Ik ben geboren op Pernis, het dorp ernaast en voelde me al snel thuis op Heijplaat. Ik kreeg de kans om als antileegstandsbewoner van dichtbij de veranderingen mee te maken. Ik kreeg om niet de beschikking over een grote 5 kamer woning waarin en van waaruit ik van alles en nog wat organiseerde, van kleinschalige woonkamervoorstellingen tot interculturele festivals in samenwerking met Mundial Tilburg. Altijd hing het touwtje door de brievenbus als ik er was en iedereen was welkom. Al snel groeide ik uit tot vraagbaak voor alles en iedereen die zich met Heijplaat bezighield. Na en aantal jaar werd ik gevraagd om voorzitter van de bewonersvereniging te worden, waardoor ik de ontwikkelingen op de voet kon volgen.
Door mijn activiteiten op Heijplaat ben ik me steeds meer gaan bezighouden met Rotterdam, ging gidswerk doen en verzorgde presentaties. Mijn repertoire groeide uit met voorstellingen over Rotterdam en een heel succesvolle reeks Ierse verhalen.
Inmiddels waren er op de markt veel vertellers bijgekomen, de spoeling werd dunner en het werd voor mij steeds minder interessant om de hele santenkraam de boer op te gaan. Ik heb dan ook de tering naar de nering gezet.
Gelukkig vond ik in Rotterdam een vervanging voor het rondcrossen door het hele land en daarbuiten om verhalen te vertellen. Vandaag de dag ben ik vooreerst en vooral gepensioneerd. Daarnaast doe ik gidswerk en presentaties over Rotterdam.
In 2016 kwam ik in contact met Hotel New York in Rotterdam waar ik een aantal jaar rond wandelde als “portier met een verhaal”. Dat hield van de één op de andere dag op toen de maatregelen rond Covid 19 de wereld teisterde. Aan het eind van de pandemie bereikte ik de pensioengerechtigde leeftijd, dus ik kan ik het wat rustiger aan doen. Nu heb ik op de zaterdagen een vaste plek in Hotel New York als portier met een verhaal.
De wilde dagen van mijn 30 jaar lange carrière als verteller zijn voorbij. Ik doe nu nog één dag per week in Hotel New York en gidswerk in stad en langs havens en geniet vreselijk van de vrijheid van het kunnen kiezen als er zich iets of iemand aandient die van mijn diensten gebruik wil maken.